Ezekiel 24

Ik zal u verspreiden onder de volken, u over de hele wereld uiteenjagen en afrekenen met uw goddeloosheid. 1Alle volken zullen zien hoe u uzelf te schande zet, en u zult erachter komen dat Ik de Here ben.” ’

2De Here vervolgde: 3
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 22:20.
4
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 22:20.
5
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 22:18-20.
‘Mensenzoon, de Israëlieten lijken op het waardeloze schuim dat achterblijft na het smelten van zilver. Zij zijn het overblijfsel van koper, tin, ijzer en lood. Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Omdat u slechts schuim en afval bent, zal Ik u naar mijn smeltoven in Jeruzalem brengen en u daar omsmelten in het vuur van mijn toorn.
6Ik zal het vuur van mijn toorn over u aanblazen. 7U zult smelten als zilver in die enorme hitte. Dan zult u weten dat Ik, de Here, mijn toorn over u heb uitgegoten.” ’

8En opnieuw kreeg ik een boodschap van de Here: 9‘Mensenzoon, vertel het volk van Israël het volgende: “Op de dag van mijn toorn zult u lijken op een droge wildernis, een woestijn zonder regen. 10Uw koningen hebben tegen hun onderdanen samengespannen als brullende leeuwen die hun prooi bespringen. Zij beroven velen van het leven, zij stelen schatten en waardevolle voorwerpen. Door hun toedoen komen er steeds meer weduwen in het land. 11Uw priesters hebben mijn wetten overtreden en mijn tempel en alles wat aan Mij gewijd is, verontreinigd. Voor hen zijn de dingen van God niet belangrijker dan andere alledaagse dingen. Zij hebben mijn volk het verschil tussen goed en kwaad niet geleerd en ze houden geen rekening met de sabbat. Daardoor hebben zij mijn heilige naam onteerd. 12Uw leiders zijn net wolven die hun slachtoffers verscheuren, zij vernietigen mensenlevens, enkel en alleen om er rijker van te worden. 13Uw profeten beschrijven visioenen die zij niet hebben gehad. Zij geven boodschappen door die zij van God zouden hebben gehad, hoewel Hij geen woord tegen hen heeft gezegd. Zo dekken zij hun misdaden af met een dun laagje stucwerk! 14Ook de gewone mensen onderdrukken en beroven de armen en noodlijdenden. Vreemdelingen worden uitgebuit en onrechtvaardig behandeld. 15Ik heb tevergeefs gezocht naar iemand die de muur van rechtvaardigheid weer zou kunnen opbouwen, iemand die op de bres zou kunnen staan om u te beschermen tegen mijn vernietigend oordeel. Maar Ik heb niemand gevonden.” 16En daarom zegt de Oppermachtige Here: “Ik zal mijn toorn over u uitgieten, Ik zal u verteren met het vuur van mijn toorn. Ik geef u de volledige straf voor al uw zonden.” ’ 17

Het verhaal van de twee zusters

18Opnieuw kreeg ik een boodschap van de Here: 19
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 23:3.
20
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 23:2-3.
‘Mensenzoon, er waren eens twee zusters die zich vanaf hun jeugd als prostituees in Egypte hadden aangeboden. In dat land werden hun maagdelijke borsten voor het eerst gekust en betast.
21
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 23:5.
22
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 23:4-5.
De oudste heette Ohola, haar zuster Oholiba. Ik heb het nu over Samaria en Jeruzalem! Ik trouwde met hen en zij gaven Mij zonen en dochters. Maar toen verkocht Ohola zich als prostituee aan anderen terwijl ze nog van Mij was en ze schonk haar liefde aan de Assyriërs, haar buren.
23Dat waren allemaal aantrekkelijke jonge soldaten, bevelhebbers en commandanten, gekleed in prachtige blauwe kleding en geoefende ruiters. 24Zo zondigde zij met hen, de beste mannen van Assyrië, en verontreinigde zichzelf door afgoden te aanbidden. 25Want toen zij Egypte verliet, nam zij haar overspelige aard met zich mee. Zij was nog even sluw als in haar jeugd, toen de Egyptenaren al met haar naar bed gingen, hun lusten op haar botvierden en haar beroofden van haar maagdelijkheid. 26Daarom leverde Ik haar uit aan de Assyriërs en hun afgoden van wie zij zo hield. 27Zij trokken haar de kleren uit, doodden haar en namen haar kinderen mee als slaven. Iedere vrouw in het land kende haar naam als die van een zondares die haar verdiende loon had gekregen.

Copyright information for NldHTB